Op zoek naar de verdwenen middenstand

De Commissie Geschiedschrijving van het Westfries Genootschap heeft onlangs het initiatief genomen om de geschiedenis van de in hoog tempo verdwijnende kleine middenstand in West-Friesland in kaart te brengen.
Voor dit onderzoek werd de hulp ingeroepen van de vrijetijdshistorici van de verschillende plaatselijke historische verenigingen en stichtingen. Het project wordt begeleid door de historicus dr. Thimo de Nijs van de Universiteit van Leiden. De Stichting Oud Obdam-Hensbroek werkt aan dit project mee en doet onderzoek naar de verdwenen kleine middenstand van Obdam en Hensbroek. Het project moet uitmonden in de publicatie van een boek, het houden van tentoonstellingen en een speciale website. Het project is nog niet afgerond maar de Stichting Oud Obdam-Hensbroek heeft intussen een voorschotje genomen op de publicatie van de resultaten door het organiseren van een tentoonstelling over dit boeiende onderwerp. Deze tentoonstelling is gehouden in de maand februari 2008 en de organisatoren mochten zich verheugen in een buitengewoon grote belangstelling. Tientallen prachtige foto’s, oude films en middenstandsattributen riepen bij de ruim duizend bezoekers herinneringen op aan een voor altijd vergaan verleden, dat eigenlijk nog maar zo kort achter ons ligt. Ook kwamen er tijdens de tentoonstelling vele verhalen los over de vroegere middenstand en de Stichting Oud Obdam-Hensbroek is er dan als de kippen bij om deze verhalen vast te leggen. Dick Commandeur vertelde het verhaal van het kruidenierswinkeltje van zijn moeder, Aagje Commandeur-Deen

Het winkeltje van Aagje Commandeur-Deen

Cees Commandeur, geboren op 15 september 1882, was al op jonge leeftijd ouderloos. Zijn moeder overleed in 1893 en zijn vader overleed een jaar later aan de gevolgen van een val uit een boom. Cees Commandeur werd “thuisgehaald” bij Adrianus (Janus) Wijte en zijn vrouw. Wijte was de machinist van het stoomgemaal aan de Obdammerdijk. Op 30 augustus 1905 trouwde Cees Commandeur met Agatha (Aagje) Deen. Cees en Aagje gingen wonen aan de Obdammerdijk in een oud huisje achter het stoomgemaal. Later woonden Cees en Aagje in een huisje dat gestaan heeft tussen de percelen Dorpsstraat 81 (thans Bouwbedrijf Klaver) en Dorpsstraat 85 (v/h familie Henselmans). De vrouw van Janus Wijte overleed in 1912 en Janus trok toen op zijn beurt in bij het gezin van Cees Commandeur en Aagje Deen in het kleine huisje aan de Dorpsstraat. Cees Commandeur verdiende zijn brood als timmerman-aannemer en meestermolenmaker. Hij overleed op 19 januari 1924 op 41-jarige leeftijd. Aagje bleef achter met gezin met tien jonge kinderen! Door het overlijden van Cees Commandeur was het gezin in feite brodeloos. Aagje Commandeur-Deen was echter niet het type dat bij de pakken ging neerzitten en bleek een doortastende en ondernemende vrouw. Het aannemersbedrijfje werd overgedaan aan Piet Klaver en Cilia Oudejans. Aagje kreeg 100 gulden van haar zwagers en kocht daarvoor een hengselmandje en een voorraadje verpakte levensmiddelen en in een slaapkamertje van haar kleine huisje begon zij een kruidenierswinkeltje. In het begin verkocht zij uitsluitend verpakte artikelen. Een echte weegschaal met gewichtjes, nodig voor de verkoop van onverpakte artikelen, was voor haar voorlopig onbetaalbaar. De artikelen werden uitgestald op een paar planken. Aagje’s oudste dochter Grietje, nog maar veertien jaar oud, ging het huishouden doen in het grote gezin en moeder Aagje ging op haar tripjes of tripklompen met een leren bandje aan de bovenkant, de boodschappen uitventen met haar nieuwe hengselmandje.

Aagje Deen in 1905

Al spoedig was Aagje Deen in de gelegenheid een echte winkel te betrekken. Janus Wijte kocht in 1924 aan het noordeinde van het dorp een huis waarin een piepklein winkeltje. Janus verhuisde mee met het gezin van Aagje Deen naar het nieuwe winkelhuis. In het nieuwe pand kon Aagje Deen onder betere omstandigheden haar kruidenierszaak voortzetten. Het pand als zodanig bestaat nog steeds. Verbouwd tot een particulier woonhuis kennen wij de oude winkel van Aagje Deen nu als Dorpsstraat 253. Op 8 maart 1929 overleed Janus Wijte en Aagje Deen erfde het winkelhuis van de kinderloze Janus.

Om het venten te vergemakkelijken schafte Aagje een duwkar aan, ook wel bakkerswagen genoemd. Deze kar werd voortgeduwd door de kinderen Commandeur en moeder Aagje ventte de boodschappen uit. Later kwam er een transportfiets met voorop een vierkante mand en uiteindelijk werd een driewielige bakfiets met een gesloten bak gekocht. Het venten werd toen aan de kinderen overgelaten, vooral aan Aagje’s oudste zoon Jaap, geboren op 21 juni 1907. Ook in de winkel deden modernere instrumenten langzamerhand hun intrede. De weegschaal met gewichtjes werd vervangen door een moderne snelweger met een pijl voor de aanduiding van het gewicht en in plaats van een geldbak in een lade kwam er een kasregister met hendeltjes en een slinger. De prijs van het gekochte artikel werd met hendeltjes, die naar beneden moesten worden gedrukt, ingesteld op het kasregister en vervolgens werd de prijs afgedrukt op de kassabon door een aantal malen aan de slinger te draaien. Tot slot werden alle prijzen bij elkaar opgeteld en werd een kassabon afgedrukt. Ook kwam er een elektrische koffiemolen waardoor, na veel geraas van het luidruchtige apparaat, een pakje koffiebonen vers gemalen aan de klant kon worden meegegeven. Sigaren kostten, afhankelijk van de kwaliteit, 3 tot 6 cent per stuk en voor een pakje sigaretten van twintig stuks moest 15 cent worden betaald. Ook pijp- en pruimtabak gingen in ruime mate over de toonbank. Wie kent ze nog de puntzakjes “Pool’s pruimtabak” en het verschijnsel van de voornamelijk oudere mannen die op straat regelmatig een bruine straal tabakssap uitspuwden? Later kwam er ook een houten kast in de winkel met drogisterijartikelen en op zolder werden klompen en zachtlederen klompsokken verkocht. In het begin van de jaren dertig werd de winkel verbouwd. Achter de winkel werd door aannemer Piet Borst een groot pakhuis en een schuur met een grote extra zolder met houten stellingen gebouwd. Voor de vleeswaren werd een met de hand aangedreven snijmachine aangeschaft en een elektrische koelkast. Een tafelmodel van het Amerikaanse merk “Goldspot”. De slagers in Obdam waren toen nog niet zo ver. Zij gebruikten wel koelkasten om hun vlees langer te kunnen bewaren, maar gebruikten staven ijs voor de koeling.

De kruidenierszaak werd in die tijd vooral gedreven door Aagje’s zoon Jaap. Zo langzamerhand was hij de kruidenier geworden. Hij had zakelijk inzicht en veel gevoel voor reclame. “Het kleine winkeltje met de grote omzet”, was zijn slogan in krantjes en folders. Bij het tienjarig bestaan van de winkel in 1934 werden filmvoorstellingen gegeven in zaal “De Admiraal” van Jan Tambach. De toegang was gratis! De middagvoorstelling was bestemd voor de jeugd. Dit jeugdprogramma bestond voornamelijk uit de vertoning van animatiefilms zoals “Micky Mouse” etc. De meeste kinderen hadden nooit eerder een film gezien en dat betekende veel angstig gegil wanneer een auto of een trein vanaf het filmdoek schijnbaar de zaal inreed. Na afloop kregen de kindertjes een vlaggetje en wat snoepgoed. Een ongekende luxe, zo midden in de crisistijd!
Voor de volwassenen werd ’s avonds de film “De wees van het verre westen” vertoond. De hele film bestond uit zeven grote rollen en telkens moest de filmvoorstelling worden onderbroken om een volgende rol op het filmapparaat te zetten. Een van de hoofdrolspelers vertoonde een sprekende gelijkenis met noodslachter Jan Knijn, die destijds woonde op de hoek van de Lutkedijk en de Kaag. Telkens wanneer de hoofdrolspeler op het witte doek verscheen, gaf dit veel hilariteit in de zaal. Ook het volwassen publiek had waarschijnlijk nooit eerder een film gezien en men was dus niet veel gewend.

het winkeltje van de wed. Commandeur

Jaap Commandeur probeerde op allerlei manieren de klanten aan zich te binden. Ter gelegenheid van het 12½-jarig bestaan van de kruidenierszaak trakteerde hij zijn klanten weer op een filmvoorstelling. In 1938 organiseerde hij een reisje naar Ouwehands Dierenpark in Rhenen en ook ging hij met negentig dames naar de “Persilschool” in Amsterdam met aansluitend een bezoek aan Schiphol. Het nieuwe wasmiddel “Persil” was in de jaren dertig van de vorige eeuw zo revolutionair dat veel huisvrouwen moesten leren om met dit nieuwe wasmiddel om te gaan en op deze “Persilschool” werd les gegeven in het wassen met dit wasmiddel.
In 1939, bij het vijftienjarig bestaan van de winkel, kregen alle klanten een doos met boodschappen. Geheel gratis. De inhoud van de doos was afhankelijk van het uitgavenpatroon van de klant. De grote klanten kregen wat meer en de kleine klantjes wat minder. Deze actie kostte Jaap Commandeur niets. Slim had hij zijn leveranciers uitgenodigd gratis producten ter beschikking te stellen om aldus voor deze producten reclame te maken. En zij werkten hier graag aan mee.

Bij een andere actie zette hij een nieuwe fiets in de etalage en omwikkelde deze met een meterslang lint. Wanneer een klant dan zijn boodschappen had gedaan, mocht hij een schatting maken van de lengte van het lint en daarmee een kans maken om eigenaar te worden van de fiets.

Het was in die tijd heel belangrijk voor een middenstander dat hij actief was in het gemeenschapsleven. Voornamelijk om de klantenkring te behouden en te vergroten. Jaap Commandeur begreep dit heel goed en daarmee werd hij een bekend figuur in het dorp. Hij was lid van de “Propagandaclub Sint Paulus”, lid van de toneelvereniging “Rein Genoegen”, lid van het “R.K. Kerkkoor” en lid van de “Vrijwillige Landstorm”. De landstorm oefende op het schoolpleintje van de vroegere openbare school naast de smederij van Simon de Boer. Ook was hij voorzitter van de plaatselijke middenstandsvereniging, voorzitter van de “Bond voor het Gezin”, voorzitter van de plaatselijke damvereniging “Op Naar Dam” en kerkmeester van de parochie “Sint Victor”. Verder was hij bestuurslid van een inkooporganisatie en eveneens van een verkooporganisatie
Ondanks de drukte die zijn kruidenierswinkel met zich mee bracht, werd hij in 1939 toch opgeroepen door het leger en gemobiliseerd met oog op het dreigende oorlogsgevaar. Deze mobilisatie eindigde voor hem in mei 1940 op het eiland Terschelling.

Op 23 mei 1937 had Jaap Commandeur het winkelbedrijf van zijn moeder overgenomen. Moeder Aagje ging tijdelijk wonen in een woning naast de slagerij van Jan Konijn en in 1939 verhuisde zij naar de helft van een door melkboer Jan Kruunenberg gebouwde dubbele woning, vlakbij haar oude kruidenierszaak.

Jaap Commandeur op de bakfiets

De ambities van de eenvoudige dorpsgrutter Jaap Commandeur gingen echter veel verder dan zijn kruidenierswinkeltje in Obdam. In 1952 volgde hij een stoomcursus in het winkelen met zelfbediening bij de “Kijk-Grijpwinkel” van Kat in IJmuiden. Het concept sprak hem wel aan en hij verkocht in hetzelfde jaar zijn kruidenierswinkel in Obdam aan zijn broer Vok Commandeur. Hij kocht vervolgens een winkelpand in het centrum van Haarlem waarin een siersmederij gevestigd was geweest en maakte daarvan de allereerste zelfbedieningszaak van Haarlem. De “In en Uitzaak”, noemde hij zijn nieuwe winkel. In het begin liep zijn zaak uitstekend tot in zijn omgeving andere en grotere zaken het zelfbedieningsconcept overnamen. Jaap Commandeur verzette tijdig de bakens en vormde zijn zaak om tot de eerste Haarlemse zelfbedieningswinkel in Indische waren voor de rijsttafel. “De Hete Hoek”. Het bleek een schot in de roos. Hij vestigde filialen in Leeuwarden, Enschede, Nijmegen, Amsterdam-Zuid, Haarlem-Noord en een steunpunt in Ede. In de kleinere plaatsen begon hij met rijdende winkels. De naam “De Hete Hoek” werd later vervangen door “Commandeur, alles voor de rijsttafel”. Vok Commandeur werd de eerste filiaalhouder van zijn broer Jaap. Zo werd de eenvoudige dorpsjongen Jaap Commandeur uit Obdam met alleen een lagere schoolopleiding en wiens moeder, gedwongen door het overlijden van haar man in 1924 een klein kruidenierswinkeltje was begonnen, een geslaagd zakenman. Op latere leeftijd heeft hij de zaken verkocht aan zijn personeel, de rijdende winkels afgestoten en de zaak in Haarlem overgedaan aan zijn oudste dochter Atie en haar man.

Jaap Commandeur overleed op 1 april 1991 in Haarlem en zijn vrouw, Tiny Noordstrand, overleed op 9 oktober 2003 eveneens in Haarlem. Zij bereikte de gezegende leeftijd van negentig jaar.

In januari 1960 verkocht Vok Commandeur de zaak in Obdam aan Arie Rood. Deze heeft het kruideniersbedrijf voortgezet tot oktober 1978. Arie heeft de zaak toen beëindigd en het gehele pand verbouwd tot een particulier woonhuis. In 1989 verkocht hij het perceel Dorpsstraat 253 en betrok in Obdam een andere woning.

Piet Koenis,
Lelystad